Geschiedenis Middelbert ligt in de landstreek Gorecht dat kerkelijk behoorde bij het bisdom Utrecht en samen met de stad Groningen en Drenthe het aartsdiakonaat Sint Marie vormde. Wereldlijk hoorde het bij het graafschap Drenthe waarover de bisschop van Utrecht eveneens de septer zwaaide. De Matinikerk in Groningen was de moederkerk van het Gorecht en de persona pastoor (deken) van deze kerk het hoofd van de geestelijkheid. Het Gorecht of het Gericht van Selwerd heette toentertijd Go en Wold. Middelbert werd in een 15e eeuwse kerspellijst nog Middenwolde genoemd. Noorddijk en Middelbert worden als dochternederzettingen van Groningen of Helpman beschouwd. Toen deze buurtschappen uitgroeiden tot parochies werden ze afgesplitst en vormden zelfstandige kerspelen. Vanaf de reformatie in 1594 tot 1651 was de hervormde gemeente gecombineerd met Engelbert. De toenmalige predikant, Johannes Hubertus Jungius, van de gecombineerde gemeente ging mee naar de zelfstandige gemeente Middelbert. Sinds 1961 is Middelbert gecombineerd met Noorddijk wat leidde tot een fusie in het midden van de jaren zeventig (1976). In het begin van de jaren tachtig (1982) besloot de kerkeraad de naam te wijzigen in Oosterhunze. Tot deze kerkelijke gemeente behoren naast Middelbert en Noorddijk ook Oosterhoogebrug, Euvelgunne, Klein-Harkstede, Ruischerbrug en de stadswijken Lewenborg en Ulgersmaborg.
De geschiedenis van de kerk Het gebouw is in twee fasen ontstaan. Aan het begin van de 13e eeuw werd het oostelijke deel gebouwd. Het had oorspronkelijk een halfronde koorsluiting. Rond het midden van de 13e eeuw werden de beide westelijke traveeën in romano-gotische stijl gebouwd. Van deze stijl vinden we door de vele veranderingen in de loop van de jaren vrijwel niets terug. De oude westgevel werd in 1731 vernieuwd en een dertig jaar later de oorspronkelijke halfronde koorsluiting vervangen voor de driezijdige koorsluiting. De ingebouwde toren werd aan het einde van de 17e eeuw (1683) gebouwd. Als fundament voor de kerk is een grondbogenstelsel toegepast. Om duidelijk te maken wat een grondbogenstelsel is moeten we weten dat de kerkbouwers voor de nodige moeilijkheden werden geplaatst om een goed fundament te verkrijgen. De ondergrond bestaat namelijk uit slappe veen- en kleilagen en had vrijwel geen draagkracht. Men loste deze problemen op door op regelmatige afstanden diepe schachten dwars door die slappe laag te graven tot ze op een stevige zandbodem stootten. In deze schachten werden pijlers of stipen opgemetseld waarop bogen kwamen te rusten die dan het fundament vormden voor de kerkmuren. Dit verklaart dus de benaming grondbogenstelsel.
De kerk was in het verleden omringd door een gracht maar deze is inmiddels weer gedempt. Van der Aa vermeld in het midden van de vorige eeuw nog dat "Wegens ruime kerkgoederen wordt hier alles in den besten toestand onderhouden". Dit bleef echter niet zo want de kerk werd na een periode van verwaarlozing en verval in 1974 overgedragen aan de Stichting Oude Groninger Kerken en in de daar op volgende jaren (1975-77) grondig gerestaureerd, zodat het gebouw zich nu wel weer in "den besten toestand" bevind. Tijdens deze restauratie werd er ook oudheidkundig bodemonderzoek gedaan. Men heeft geen sporen van een oudere kerk kunnen vinden, dus moeten we aannemen dat dit het eerste kerkgebouw is dat op deze plaats werd gebouwd. De kerk was voor de restauratie geheel bepleisterd. Deze pleisterlaag was pas in 1905 aangebracht.
St. Maarten De kerk had als patroon de bekende heilige St. Maarten net als de moederkerk, de Martinikerk in Groningen. St. Maarten of Martinus werd in Hongarije in 316 geboren. Hij moest van zijn vader al op 15-jarige leeftijd in het leger. In die periode heeft hij een ontmoeting met een naakte bedelaar voor de poorten van Amiens die hij de helft van zijn mantel schenkt. In de zelfde nacht verschijnt Christus aan hem met de halve mantel bekleed. Op 18-jarige leeftijd wordt hij gedoopt door bisschop Hilarius van Portiers. Later wanneer hij zelf tot bisschop is gewijd sticht hij het beroemde klooster in Tours waar hij ook wordt begraven. St. Maarten wordt vooral geroemd om zijn eenvoudige levensstijl. Hij zit niet op de bisschopszetel maar op een kruk en hij poetst zijn eigen schoenen. St. Maarten wordt vaak afgebeeld als een ridder te paard die met zijn zwaard zijn mantel in tweeën snijd en de ene helft aan de bedelaar geeft. Zoals u weet wordt door kleine kinderen op 11 november nog steeds het St. Maarten-feest gevierd. Ze gaan als het donker wordt met lampions langs de huizen om al zingend een kleinigheid op te halen.
Het exterieur De westgevel werd vernieuwd in 1731. In het begin van deze eeuw (1905) werd een stuclaag op de gevel aangebracht voorzien van groeven die de muur in blokken verdeeld. De toegangspoort is rondbogig, daarboven bevinden zich twee spitsboogvensters. In de top van de gevel is een rond venster geplaatst. De ramen zijn gevat in gietijzeren sponningen. De classicistische hoeklisenen, de omlijsting van de vensters en de deur en de vrij hoge plint zijn zwart geschilderd. Boven op de gevel staan twee classicistische vazen. De gedenksteen boven de ingang bevat naast een tekst de symbolen van de zon, de sterren, de maan en graan. Aan de noordgevel is duidelijk de overgang te zien van de tweede naar de oudste derde travee. De muur wijk daar een flink stuk naar buiten. Drie spitsboogvensters met vorkmontant werden in 1775 in de muur aangebracht. Van de oorspronkelijke vensters en de oude noorderingang zijn nog sporen te zien. In de derde travee zit vrij hoog in de muur een spitsbogig laag venster. Het gaat hier om een tweezijdige aanleg van een laag venster zowel aan de noord- als aan de zuidzijde, recht tegenover elkaar. Het romano-gotisch exemplaar in de noordmuur is tijdens de laatste restauratie heropend. Het is zeer waarschijnlijk dat het maaiveld naderhand is verlaagd waardoor dit venster maar ook de oude ingangsportalen vrij hoog kwamen te zitten. Het driezijdig gesloten koor verving in 1767 het oude halfronde koor. In de drie muurvlakken zijn spitsbogige vensters aangebracht met vorkmontant. De verbinding van de nieuwe muur met de oude muur is door middel van een vertanding in het metselwerk tot stand gebracht om een optimale verbinding met de oude muur te krijgen. Ook in de zuidgevel is duidelijk de overgang te zien tussen de oudste travee en de beide nieuwe westelijke traveeën. In de gevel zijn vier spitsboogvensters met vorkmontant geplaatst. Van de oorspronkelijke vensters en de beide toegangsportalen zijn ook hier sporen in de gevel te ontdekken. Verder zien we in het oudste gedeelte een rest van een fries die afgekapt is. Vooral als de zon schijnt zijn de kleuren van de bakstenen goed te zien; van lichtrood via donkerrood naar paars maar ook gele stenen kunnen we ontdekken. De onderzijde van de gevel is grotendeels vernieuwd in een veel kleiner formaat baksteen.
De toren Oorspronkelijk heeft er een houten klokkestoel bij de kerk gestaan. De klok is vermoedelijk in de 80-jarige oorlog verdwenen waarna de klokkestoel in verval raakte. In 1683 werd er een spits op het dak gezet waarin de klok kwam te hangen. De ingebouwde toren bestaat uit een vierkante onderbouw waarboven een achtkante bovenbouw. De toren wordt afgesloten door een scherpe naaldspits. Op de spit staat een weerhaan met twee bollen. Deze werden voor 4 gulden en 10 stuivers gekocht van mons. J. van Buisen. In 1731 moest er weer het nodige aan de toren gebeuren en de Middelberters gingen niet over één nacht ijs bij de bouw van de nieuwe westgevel en verandering van de toren want voordat men tot de bouw besloot werd er door Jan Voorwolt een model gemaakt van de nieuw te bouwen toren. Hij ontving hiervoor 6 gulden en 6 stuivers. Bij het veranderen van de westgevel in het begin van deze eeuw kreeg het torentje zijn huidige vorm. In de toren hing tot 1943 een klok gegoten door J. Borchhardt in het jaar 1755.
Het interieur Via een voorportaal, dat oorspronkelijk bij het schip hoorde, betreden we de kerk. De rechthoekige pijlers in het voorportaal zijn bij het bouwen van de toren aan het einde van de 17e eeuw (1683) aangebracht om deze te ondersteunen. De kerk bezit een bijzonder gave inrichting, grotendeels uit het midden van de 18e eeuw stammend. De orgelgalerij rust op gemarmerde Dorische zuilen waartussen korfbogen die rusten op kleine consoles met acanthus versiering. In de hoeken van de bogen bevindt zich snijwerk met plantaardige motieven. Op de kroonlijst is in 1822 een tekst aangebracht met de namen van de predikant, notabelen en kerkvoogden ter gelegenheid van het plaatsen van het orgel. Onder de galerij bevinden zich de drie dubbele toegangsdeuren. In de aangrenzende betimmering aan de zijkanten worden de vormen van de deuren herhaald. Ook in het interieur is duidelijk de scheiding te zien tussen het oudste gedeelte van het schip van rond 1200 en het nieuwere deel uit het midden van de 13e eeuw. Verder kunt u zien dat de muur van de nieuwe koorafsluiting een flink stuk dunner is dan de middeleeuwse muren van het schip. Zowel in de zuidmuur als de noordmuur zitten een aantal kleine nisjes waarvan een aantal vermoedelijk heeft gediend om een kaars of olielamp in te plaatsen. Resten van muraalbogen zijn zichtbaar aan de zuidzijde. Het is dus aannemelijk dat de kerk oorspronkelijk overwelf was. De huidige balkenzoldering is blauw geschilderd. Tijdens de restauratie kwam in de noordmuur het laag venster weer te voorschijn en een aantal wijdingskruisen. Op de orgelgalerij is tijdens de restauratie een oorspronkelijk venster blootgelegd. De vloer in het middenpad is belegd met gesmoorde plavuizen, tussen de bankenblokken, in de dooptuin en onder de galerij liggen gele en groene plavuizen. Op het koor, dat één trede verhoogd is, liggen marmeren en bremer tegels. Voor de restauratie lag er een houten vloer
HET MEUBILAIR
De preekstoel In 1743 betaalt de kerk aan Jan Dieters Bruggeman "wegens het bestek van de predickstoel en doophek" 396 gulden. Hij was zowel ontwerper als bouwer. Dezelfde Jan Dieters Bruggeman heeft in het dat jaar ook het bestek gemaakt voor de nieuwe pastorie. De gemeente was in die tijd blijkbaar goed bij kas. De preekstoel werd in Lodewijk de 14e-stijl vervaardigd. De zeszijdige kuip is versierd met rocaille-ornamenten (dat is een versiering met schelpmotieven in rococovormen). Op het middelste paneel is een engel afgebeeld die een tekstrol houdt met het jaartal en de namen van de toenmalige predikant in Middelbert en de burgemeester van Groningen. De trap heeft een opengewerkte leuning versierd met balusters. Het geheel is geverfd in blauwzwart en goud. Op de kuip bevindt zich een tweearmige kaarsenhouder. Het doophek is met gelijkvormige balusters versiert als de trap van de preekstoel en stamt uit de zelfde tijd.
Het orgel Al in 1619 werden pogingen ondernomen een orgel te verkrijgen maar deze mislukten. Op de galerij staat nu een balustrade-orgel uit 1822 gebouwd door de Groninger orgelbouwer Johan Wilhelm Timpe. Het instrument bevindt zich nog vrijwel in zijn oorspronkelijke staat. Voor de orgelliefhebbers onder u wat gegevens: Het is een tweemanualig instrument met aangehangen pedaal. De klaviatuur bevindt zich aan de zijkant. Het heeft een hoofdwerk met acht stemmen en een bovenwerk met 7 stemmen. Hoewel Timpe al de orkesttoon voorstelde, kreeg het nog de kamertoon. De kosten voor de bouw bedroegen indertijd f 3150,--. Het orgel werd onder toezicht van de Groninger hoogleraar Mr. C. de Waal gebouwd. Tussen de drie pijptorens bevinden zich twee maal twee pijpvelden. Bovenop de buitenste pijptorens staat een classicistische vaas. Vleugelstukken met gesneden acanthusmotieven versieren de zijkanten van het orgel. Het instrument werd in de jaren zeventig (1977) hersteld door de firma Ruiter.
Het avondmaalsmeubilair Rond 1850 werden de avondmaalsbanken op het koor aangeschaft. Ook na de restauratie behield het meubilair de zelfde U-vormige opstelling. De banken hebben rugleuningen met balusters. Het geheel is okerkleurig geschilderd met imitatie houtnerf.
Banken Tegenover de preekstoel staat het bankenblok voor de kerkeraad en daarnaast de banken voor de kerkvoogden en notabelen.
Deze banken stammen uit het midden van de 18e eeuw. De teksten op de opzetstukken zijn van latere datum. De bank daarvoor is de pastoriebank voor het gezin van de predikant.
Ook de overige banken in de kerk stammen uit het midden van de 18e eeuw. Bij de restauratie heeft men voor de kleuren gekozen van de tijd rond 1800; okergeel met zwarte biezen en zwarte knoppen. Oorspronkelijk waren de banken, de preekstoel en het doophek oranjerood geschilderd.
Diversen Aan de muur hangen enkele draaibare smeedijzeren wandarmen uit de 18e eeuw met olielampen. Oorspronkelijk zat op de plaats van de olielamp een kaarsenhouder, bij de restauratie van de kerk werden deze vervangen.
Boven het middenpad hangen drie kaarsenkronen vermoedelijk uit de 18e eeuw. Tegen de noordwand hangt een collectezakhouder met rococovormen en een tweetal houten psalmborden. Een offerblok met het jaartal 1655 en een koperen doopbekken op een smeedijzeren standaard staan in de dooptuin.
Tussen de bankenblokken bij de noord- en de zuidwand liggen een tweetal sarcofaagdeksels die later hergebruikt zijn als altaarmensa. Wanneer u goed kijkt kunt u op de beide deksels de wijdingskruisen nog ontdekken. Op diverse plaatsen in de vloer liggen zerken, waarvan de oudste uit 1601 voor de preekstoel ligt. Achter het orgel staat een bord met een 19e-eeuwse plattegrond van het kerkhof. De plattegrond is ingedeeld in genummerde percelen. Deze nummers corresponderen met de nummers op de buitenmuur van de kerk.
Tot slot nog wat uitgaven die in het archief van de kerk staan vermeld uit het begin van de 18e eeuw. Betaalt aan pastor Winter 200 carrolische gulden, zijde één jaartractement. Betaalt aan Evert Averes voor 't schonen van de kercke als andere arbeitslonen en verschoten gelt voor witselkalk in genere (algemeen) 34 gulden en 15 stuivers.
Aan hopman Blencke voor een silveren beker met een deksel betaalt ten dienste van des Heeren Heilige Nachtmaal 64 gulden. Betaalt aan Evert Averes, schoolmeester, een half jaar tractement voor kerck- en schooldienst, so verschenen is geweest den 1 november 1727 als mede voor klocktouw en klocksmeer als anders te samen 53 gulden en 8 stuivers.
|